Er bestaan verschillende subgenres, maar het bekendste is het dierdicht, waarin menselijke eigenschappen naar dieren getransponeerd worden, en waarin dieren (soms ook planten of dingen) als handelende en sprekende personen optreden. Het gaat dan meestal om één menselijke eigenschap. Daarnaast bestaan er ook etiologische fabels, die de oorzaak of achtergrond geven over een bepaald fenomeen. Ook zijn er fabels die een sterk anekdotisch karakter bezitten.
De zedenles of
moraal kan zich bevinden aan het begin van het verhaal, en dan spreekt men van
een promythion, maar hij kan evengoed door één van de verhaalfiguren worden
uitgesproken, of, als epimythion, door de vertelfiguur aan het einde worden
toegevoegd. In dit laatste geval wordt de clou dus niet direct prijsgegeven.
Het corpus van het verhaal bestaat uit de actie, reactie en het resultaat.
Als ik een dier
in een fabel zou zijn zou ik een konijntje zijn, omdat ik klein ben, maar snel.
En omdat ik een lief onschuldig snoetje kan hebben maar ondeugend kan zijn.
Erbij horen
Er was eens een klein konijntje dat er altijd graag bij wilde horen. Ze trok zich op aan een groepje hazen die veel groter, sterker en sneller waren. Het konijntje liep altijd achter de hazen aan en deed bijna alles wat ze zeiden, zelfs dingen die helemaal niet goed waren voor het konijntje. Ze werd wel uitgenodigd bij allemaal feestjes en werd vaak gevraagd om mee iets leuks te gaan doen, het konijntje begon zich populair te voelen. Na een tijdje wilde het konijntje een keertje niet doen wat de hazen wilde, en de hazen werden boos. Ze schreeuwden dat ze wel moest, anders hoorde ze er niet meer bij. Het konijntje ging verdrietig naar huis en kwam onderweg een vogel tegen. De vogel was erg lief en het konijntje stortte haar hartje uit bij de vogel. Hij begreep haar heel goed en ze kon hem vertrouwen. Al snel werden het konijntje en de vogel goed bevriend en werden ze onafscheidelijk. Het konijntje merkte dat ze haarzelf kon zijn bij de vogel, en niet zich anders hoefde te gedragen zoals bij de hazen. Het konijntje vond haar plek en het draaide plotseling niet allemaal meer om populariteit, het konijntje was veel gelukkiger.
Er was eens een klein konijntje dat er altijd graag bij wilde horen. Ze trok zich op aan een groepje hazen die veel groter, sterker en sneller waren. Het konijntje liep altijd achter de hazen aan en deed bijna alles wat ze zeiden, zelfs dingen die helemaal niet goed waren voor het konijntje. Ze werd wel uitgenodigd bij allemaal feestjes en werd vaak gevraagd om mee iets leuks te gaan doen, het konijntje begon zich populair te voelen. Na een tijdje wilde het konijntje een keertje niet doen wat de hazen wilde, en de hazen werden boos. Ze schreeuwden dat ze wel moest, anders hoorde ze er niet meer bij. Het konijntje ging verdrietig naar huis en kwam onderweg een vogel tegen. De vogel was erg lief en het konijntje stortte haar hartje uit bij de vogel. Hij begreep haar heel goed en ze kon hem vertrouwen. Al snel werden het konijntje en de vogel goed bevriend en werden ze onafscheidelijk. Het konijntje merkte dat ze haarzelf kon zijn bij de vogel, en niet zich anders hoefde te gedragen zoals bij de hazen. Het konijntje vond haar plek en het draaide plotseling niet allemaal meer om populariteit, het konijntje was veel gelukkiger.
Les; Het draait
niet allemaal om populariteit en erbij horen, maar om mensen die er toe doen,
die je kunt vertrouwen en die er altijd voor je zijn. Echte vrienden.